Belastingrechter mag het griffierecht dat wettelijk verschuldigd is matigen
De Hoge Raad oordeelt dat het griffierecht in een geschil over een bepaalde belastingaanslag niet in alle gevallen op straffe van niet-ontvankelijkheid moet worden betaald. Hof Amsterdam heeft vanwege de slechte financiële positie van de belanghebbende de niet-ontvankelijkheidsverklaring terecht achterwege gelaten aldus de HR.
Aan belanghebbende zijn naheffingsaanslagen loonbelasting alsmede vergrijpboetes opgelegd en als gevolg hiervan gaat belanghebbende failliet. De belastingplichtige komt in verweer tegen de aanslagen en boetes. Vanwege de slechte inkomens- en vermogenspositie is er geen griffierecht betaald door de belanghebbende voor de procedure voor het Hof. Aanvankelijk verklaart het Hof het hoger beroep niet-ontvankelijk doordat het griffierecht niet is betaald. Na verzet verlaagt het Hof het griffierecht tot € 20. Dit volgt uit art. 6 lid 1 EVRM en het effectieve recht op toegang tot de onafhankelijke rechter als algemeen rechtsbeginsel.
De Hoge Raad bevestigt het standpunt van het Hof: Gelet op de slechte inkomens- en vermogenspositie van de verweerder kan redelijkerwijs niet worden geoordeeld dat hij door het niet betalen van het griffierecht in verzuim is geweest. Heffing van het ingevolge de wet verschuldigd griffierecht kan het voor de rechtzoekende onmogelijk, althans uiterst moeilijk maken om gebruik te maken van een door de wet opengestelde bestuursrechtelijke rechtsgang. Mede gelet op het belang dat in een rechtsstaat toekomt aan de toegang tot een onafhankelijke rechterlijke instantie, welk belang mede ten grondslag ligt aan art. 6 EVRM en art. 47 van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie, kan daarom in een dergelijk geval ook buiten de werkingssfeer van deze artikelen niet worden aanvaard dat een (hoger) beroep wegens het onbetaald blijven van griffierecht niet-ontvankelijk wordt verklaard.